Een stalen kooi
Op tv zag ik een documentaire over een Amerikaanse gevangenis, waar levenslang gestraften zaten. In Amerika betekent levenslang ook werkelijk opgesloten zijn tot aan je dood. Heb je zware delicten gepleegd, dan kun je wel 500 jaar gevangenisstraf krijgen.
En van die zware criminelen werd gelucht en stond anderhalf uur lang in een stalen kooi in de buitenlucht. De zon scheen. Gelukkig voor hem, want hij kwam maar één keer in de maand buiten. Het zal maar net regenen, dan.
De interviewer vroeg hem hoe hij zich voelde. "Ach, ik heb een dak boven mijn hoofd en elke dag te eten. Mijn pensioen is geregeld, dus ik hoef me geen zorgen te maken over de toekomst", zei de man.
En wat miste hij in deze omstandigheden het meest? Dat hij in vrijheid naar buiten kon om bijvoorbeeld uitstapjes te maken, was het voor de hand liggende antwoord. Maar: "Als je je erop instelt, kun je wel leven met deze beperkingen. Je moet er gewoon niet over nadenken, dan mis je die vrijheid ook niet", zei hij laconiek.
Het was of ik mezelf hoorde praten. Wat hij zei, is waar. Het is mogelijk om je af te sluiten voor onbereikbare prikkels en zodoende tevreden te zijn met wat je wel hebt. Dat is ook mijn ervaring.
Het probleem is echter dat je zoiets alleen kunt zeggen, wanneer je je goed voelt. En onder extreme omstandigheden, zoals levenslange opsluiting in een gevangenis of in je eigen lijf, gaat het toch behoorlijk vaak maar matig met je.
Dus ook die gedetineerde zal regelmatig uit pure frustratie met zijn vuisten op zijn celmuur bonken, net als dat ik denkbeeldig om mij heen sla. Maar als mijn hoofd weer eens uit elkaar lijkt te barsten van ellende, dan moet ik toch even aan die gekooide woorden denken.