Hoe bijzonder ben je eigenlijk? In de ogen van je partner en kinderen ben je natuurlijk bijzonder. Ook voor je ouders, in mijn geval alleen nog mijn moeder. Bij broers en zussen heb je doorgaans ook een streepje voor; aan de bloedband is immers nauwelijks te ontkomen, zelfs niet (hoor je wel eens) bij de ergste familieconflicten.
Bij schoonfamilie komt de klad er al een beetje in. Sommigen zie je regelmatig tot af en toe, anderen nooit, of je nou ziek bent of niet. Je bent geen familie van elkaar, dus wat kun je eigenlijk van elkaar verwachten?
Bij vriendschappen ligt het heel anders. Je moet ze verwerven en vervolgens moeite doen om ze in stand te houden. Dat hoort van twee kanten te komen, anders gaat het mis. De één heeft dan al gauw het gevoel niet bijzonder genoeg te zijn voor de ander.
En dat is wat iedereen eigenlijk wil: een speciaal plekje innemen in iemands hart. Een indruk achterlaten, het liefst ook na de dood. Maar oh, hoe betrekkelijk is dit alles! Hoe snel ben je vergeten, zelfs door je ‘beste’ vrienden?
Elke week ga ik bij mijn moeder eten. Een wandeling van twintig minuten, we drinken wat, mam heeft iets lekkers gekookt, we praten (veel over vroeger) of we kijken naar een film. Na een paar genoeglijke uren haalt een hulp me weer op.
Bij het weggaan hoort een ritueel. Mam staat op haar balkon -ze woont zes hoog- en zwaait naar ons. Wij kijken naar boven, de hulp zwaait namens mij terug en hoewel we het nooit hebben uitgesproken, weet ik dat mam en ik elke week hetzelfde denken: ‘Hoe lang nog?’
Zij is tenslotte bijna 84 en heeft niet het eeuwige leven. En ik, nou ja, dat is bekend. Maar één ding staat als een paal boven water: wij zijn bijzonder voor elkaar en dat zal altijd zo blijven, ook als we er niet meer zijn.