Sinds ik griep had in december en daardoor zo vreselijk benauwd was, heb ik het gevoel in de extra tijd te leven. ‘Voor hetzelfde geld had ik dit niet meer meegemaakt‘, zeg ik tegenwoordig regelmatig tegen mezelf.
Maar lééf ik eigenlijk nog wel of is het overleven, wat ik doe? Profiteer ik wel genoeg van de tijd die me nog is gegeven, of neemt mijn ziekte me in zijn kielzog van aftakeling en zorgen met zich mee?
Wakker worden in de wetenschap dat ik er anderhalf uur over ga doen om vanuit mijn bed in mijn rolstoel beneden te belanden, maakt dat ik op voorhand al moe ben. Eerst maar ontbijt en koffie op bed, dan.
Medicijnen, katheterperikelen, uit bed tillen, onder de douche rijden, aankleden, alles door andermans handen gedaan. Moe worden van de fysieke inspanning, zonder beademing erbij, dat is tegenwoordig afzien. Overleven, dus.
Dan begint de werkdag, die bestaat uit het regelen van allerlei huishoudelijke en organisatorische zaken, contact onderhouden met mijn gezinsleden en andere mensen die ik graag wil zien en daarnaast pogingen doen om te schrijven.
Denk-, praat- en schrijfwerk doe ik allemaal zelf. Niemand bij nodig! Dat is mijn Leven, bestaande uit het schrijven van columns en werken aan mijn boek. Het creëren van iets, wat is dat toch heerlijk om te doen!
En dan maar hopen dat er niet te veel ruis op de lijn komt. Een ruzie in huis, niet opgeruimde rotzooi, een leuk feest dat aan mijn neus voorbij gaat; al snel ben ik uit het veld geslagen. Geërgerd, boos, verdrietig; overleven om het hoofd boven water te houden.
Stom! Niet doen! Zonde! Want er blijft al zo weinig tijd om te Leven over. Leven met een hoofdletter betekent dat je de dag plukt, neemt zoals hij is en blij bent met wat je krijgt. Zeker in de extra tijd.