Van de week stond ik in een winkelstraat op mijn begeleider te wachten, die even ergens naar binnen was voor een boodschap. Op een afstandje van anderhalve meter keek een vrouw naar me. Nou komt dat vaker voor, vermoedelijk vanwege de rolstoel of doordat iemand me herkent uit de krant.
Dan komt zo iemand vaak enigszins beschroomd naar me toe met de vraag, of ik ‘misschien, toevallig die mevrouw ben van de stukjes, want u lijkt wel op de foto en ik lees ze al jaren. Leuk om u nou eens in het echt te zien!’
Ik vind het altijd heel plezierig om zó te worden aangesproken. Net als de positieve en opbeurende e-mails die ik nogal eens krijg, geeft dat je de erkenning die iedereen nodig heeft. De benoeming tot Utrechter van het Jaar 2012 was natuurlijk het hoogtepunt in mijn carrière.
Ik zat min of meer te wachten tot de vrouw die mij gade stond te slaan, naar me toe zou komen met woorden van dien aard, maar ze bleef staan en opeens hoorde ik: ’Je moet je bakkebaarden laten bijknippen, kind.‘ Toen liep ze door.
Zo’n malle mededeling kun je met de beste wil van de wereld niet verzinnen. Terwijl ik toch wel fantasie heb. Zo kan ik me bijvoorbeeld best inbeelden dat ik bij de kroning van prins Willem Alexander zou zijn.
Dat ik dan als Utrechter van het Jaar, natuurlijk met mijn lintje opgespeld, de kersverse koning een handje mocht geven. Al kán ik helemaal geen handen meer schudden, maar daar zou Willem Alexander wel raad op weten. Wat zou dat mooi zijn!
‘Oh’, kon ik alleen maar uitbrengen. Daarna moesten mijn hulp en ik erg lachen. Maar toen we naar huis liepen, zag ik mezelf in een spiegelende ruit. ‘Ze heeft gelijk. Ik moet nodig naar de kapper‘, moest ik toegeven.